Binnen het eerste levensjaar verdwijnen de primaire reflexen van nature, zodat er ruimte komt voor de posturale reflexen. Deze posturale reflexen worden ook wel houdingsreflexen genoemd. Primaire reflexen hebben dus een tijdelijke functie, maar de houdingsreflexen blijven de rest van je leven actief.
Wat als de posturale reflexen onderontwikkeld zijn?
Wanneer deze reflex afwezig blijft, zal je kind moeite hebben zijn ogen op hetzelfde punt en dezelfde afstand te focussen. Ook zal je kind veel problemen hebben met de houding zoals bijvoorbeeld het ‘recht’ zitten op een stoel. Hierdoor zal de leesvaardigheid beïnvloed worden. Je kind kan dan moeite met zijn balans, omdat zijn wereld om hem heen lijkt te draaien. Het is gebleken dat veel kinderen vaak ten onrechte hyperactief worden genoemd, of dat men denkt dat ze dyslectisch zijn. Houdingsreflexen leren ons ook omgaan met de zwaartekracht.
Hogere vaardigheden als praten, lezen en schrijven worden ook aangestuurd door deze posturale reflexen. Vaak blijkt dat de bovengenoemde symptomen met de verdere ontwikkeling van de posturale reflexen vanzelf verdwijnen. Op deze manier rijpt ons zenuwstelsel steeds een stukje verder en kunnen wij ons steeds meer eigen maken. In dit proces zijn de reflexen heel belangrijk. Dit is de periode waar de basis gelegd wordt voor alles wat daarna geleerd wordt, zowel sociaal, emotioneel, cognitief, motorisch, auditief, visueel en proprioceptief.
Hoofdrechtingsreflex (HRR)
De Hoofdrechtingsreflex is vanaf 10 maanden na de geboorte aanwezig. Deze reflex zorgt ervoor dat wanneer het lichaam van positie verandert, het hoofd automatisch in de verticale stand blijft staan. Alleen wanneer dit zo is, kunnen de ogen zich goed focussen omdat het beeld dan stil blijft staan. Hierdoor wordt de concentratie beter en ook het geheugen.
Amfibiereflex (AR)
Deze reflex speelt een grote rol met tijgeren en kruipen. Geeft flexibiliteit en aanpassingsvermogen om te bewegen.
Segmentale rolreflex (SRR)
De segmentale rolreflexen geven het lichaam de mogelijkheid om gemakkelijk van positie te veranderen en soepel bewegingen uit te voeren, zoals bijvoorbeeld rennen, springen, huppelen.